Het ter beschikking stellen van een gsm of een smartphone is tegenwoordig meer regel
dan uitzondering. Dit type toestel is ook vaak opgenomen in het menu van alternatieve
voordelen van een cafetariaplan. Indien het gebruik van de gsm of de smartphone
strikt beroepsmatig is, gaat het om een werkinstrument, dat niet onderworpen is
aan belastingen en socialezekerheidsbijdragen.
De inspectiediensten zijn echter zeer terughoudend om een uitsluitend beroepsmatig
gebruik te aanvaarden. Privégebruik louter verbieden in een policy, volstaat niet.
Hoewel heel wat ondernemingen het privégebruik van een gsm of smartphone
toelaten, bestaat voorlopig geen wettelijke bepaling, noch wat fiscaliteit betreft, noch
op het vlak van sociale zekerheid, die de waarderingsregels vastlegt voor het voordeel
alle aard dat hieruit voortvloeit.
Op fiscaal vlak wordt het VAA gewaardeerd tegen de werkelijke waarde, rekening houdend
met het bedrag dat de werknemer zou moeten betalen om hetzelfde voordeel te
verkrijgen in normale omstandigheden. De waarde van het belastbaar VAA moet dus in
principe hoger zijn voor een iPhone dan voor een goedkoper model. In de praktijk kan de
fiscale administratie echter een forfaitaire waardering van het VAA van 12,50 EUR per
maand (zonder onderscheid tussen het type toestel) aanvaarden, zoals de RSZ dit doet.
De RSZ gaat uit van een waardering van 12,50 EUR per maand, wat het abonnement,
communicatiekosten, het toestel zelf en de internetverbinding omvat, en dit op twee
voorwaarden. Enerzijds mag de werkgever geen systeem (zoals split billing) ingevoerd
hebben dat toelaat het privégebruik op een correcte manier te bepalen. Anderzijds mag
er geen ‘manifeste discrepantie’ bestaan tussen de mogelijkheden van het toestel –
en dus de waarde – en het professioneel gebruik dat de werknemer ervan maakt,
bijvoorbeeld een iPhone ter beschikking gesteld van een werknemer die voor zijn werk
alleen telefonisch bereikbaar moet zijn.